Fragment uit: Denken over liefde hoeft geen schrik aan te jagen (Hanne De Jaegher)

Zin-geven is altijd belichaamd

Het klassieke model in de cognitiewetenschappen zegt dat het brein werkt zoals een computer, die het lichaam aanstuurt met bevelen. Alles gebeurt in de hersenen. Het lichaam brengt slechts materialen aan en voert uit. De begrippen die ik net heb uiteengezet, gaan in tegen dit beeld. Ze bieden een alternatief voor het computermodel.

In het enactieve verhaal staan levensprocessen model voor cognitie. Alleen die processen vertellen ons hoe een systeem of een persoon werkt. Om te testen of dit ook echt zo is, en hoe dat werkt, doen enactieve cognitiewetenschappers experimenten en maken ze modellen. Met robots tonen ze aan dat we voor bepaalde complexe taken geen grote hersencapaciteit nodig hebben. Het kan ook louter op basis van lichaamsbouw en bewegingsmogelijkheden.

Zo is er een robot die het onderscheid kan maken tussen driehoeken en vierkanten, louter op basis van de bewegingen die hij maakt. De robot heeft twee camera’s (‘ogen’), waartussen een kleine afstand is (zoals bij mensen en dieren). Hij beweegt zich voort langs een muur waarop verschillende figuren getekend zijn. Omdat er een afstand is tussen de camera’s, wordt de vorm van de figuren op verschillende momenten door elk van de camera’s geregistreerd terwijl de robot erlangs loopt. Het beeld dat binnenkomt wordt dus gedifferentieerd, enkel en alleen door de afstand tussen de camera’s en door hoe de robot zich langs de muur voortbeweegt – de ‘belichaming’ en situering van de robot dus. Zo kan de robot de figuren van elkaar onderscheiden.

Dus redelijk ingewikkelde cognitieve taken, zoals categoriseren, kun je in principe volbrengen zonder een ingewikkeld brein. De robot kan de figuren uit elkaar houden door hoe hij geconstrueerd is en hoe hij zich voortbeweegt. Er komt geen mentaal model aan te pas. Wat de robot aantoont, is dat aspecten van cognitie die we traditioneel enkel aan het brein toeschrijven, in principe kunnen uitgevoerd worden door een combinatie van lichaamsbouw, beweging en context.

Deze voorbeelden maken duidelijk dat er heel wat cognitie en intelligentie zit in de lichamelijke processen en in de interacties tussen lichaam en wereld. De wereld be-grijpen is bijna letterlijk het kunnen ‘grijpen’ van de wereld.

Zingeving en intelligent gedrag zijn altijd interactief en lichamelijk, en slaan op de relatie tussen een lichamelijk wezen en haar wereld, vanuit een bepaald perspectief. Zo is aangetoond dat onze bewegingen anders zijn, naarmate onze intenties anders zijn. Wanneer ik een glas neem om eruit te drinken, is mijn beweging vanaf het begin anders dan wanneer ik naar het glas grijp om het in de afwasmachine te zetten. En nog anders dan wanneer ik het aan jou wil geven, of uit boosheid tegen de muur wil gooien. Dat is bovendien ook zichtbaar voor anderen. Zij kunnen vaak inschatten welke intentie ik heb, nog voor ik iets doe. Soms zelfs nog voor ik zelf weet wat ik voor ogen heb. Ook als de bewegingen op het eerste gezicht maar heel subtiel verschillen.

Meer lezen? Bestel nu