Fragment uit: Wat de lezer leert (Leen Verheyen)

Empathie en conceptuele kennis

Dat je de relatie tussen literatuur en waarheid via het propositionele waarheidsconcept moet begrijpen, blijkt op veel vlakken problematisch. Een populair alternatief is dat je via het lezen van literatuur wel degelijk kennis opdoet, en nieuwe waarheden op het spoor komt, maar dat je ze niet naar het model van natuurwetenschappelijke kennis kunt begrijpen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een vergroting van ons inlevingsvermogen. Literatuur stimuleert het vermogen je te verplaatsen in een ander.

Een van de bekendste verdedigers van dit idee is de eerdergenoemde filosofe Martha Nuss­baum. Zij is bij het grote publiek vooral bekend vanwege haar boek Niet voor de winst, waarin ze een pleidooi houdt om de geesteswetenschappen en de kunsten een belangrijke plaats te geven in het onderwijs. Het is volgens Nussbaum van belang om leerlingen niet enkel feitenkennis bij te brengen, maar hun ook een vaardigheid aan te leren die ze ‘narratieve verbeelding’ noemt.

Ze omschrijft die vaardigheid als het vermogen om te bedenken hoe het zou zijn om in andermans schoenen te staan. Je kunt ze ontwikkelen door leerlingen in contact te brengen met literatuur. Wanneer je leest, word je ertoe aangezet de wereld te bekijken met andere ogen. Je kunt kennismaken met het perspectief van mensen met wie je in het dagelijks leven niet of nauwelijks in contact komt. Zo kan het lezen van Problemski Hotel van Dimitri Verhulst ertoe bijdragen dat een lezer, die nauwelijks contact heeft met asielzoekers, meer openstaat om de problematiek vanuit hun perspectief te bekijken.

Ook in eerder werk, zoals Wat liefde weet, verdedigt Nussbaum de opvatting dat lezen ervoor zorgt dat je met een grotere ontvankelijkheid naar jezelf en de wereld kijkt. Lezen leert je niet alleen met meer empathie naar anderen te kijken, maar ook om anders naar jezelf te kijken. Wanneer je naar je eigen leven kijkt, word je namelijk vaak gehinderd door allerlei obstakels. Jaloezie, wrok of eigenbelang kunnen een belemmering vormen om je eigen handelen goed te evalueren. Door te lezen krijg je dan ook een beter inzicht in de gepastheid van een bepaalde morele positie. Wanneer je een roman leest, neem je volgens Nussbaum afstand van je eigen leven en je eigen betrokkenheid.

Een andere Amerikaanse filosofe, Dorothy Walsh, zit op dezelfde lijn. Ook zij vindt dat literatuur een vorm van kennis oplevert die de wetenschappen niet kunnen bieden. Dat is met name kennis over hoe het is om je in een bepaalde situatie te bevinden. Ze maakt een onderscheid tussen drie vormen van kennis. Er is theoretische feitenkennis (knowing that), praktische kennis (knowing how, zoals weten hoe je moet fietsen) en een vorm van kennis die verwant is aan Nussbaums narratieve verbeelding, namelijk knowing what it is like to. De kennis die je opdoet via het lezen kan volgens Walsh begrepen worden als het inzicht in hoe het is om in een bepaalde situatie te verkeren.

Theorieën als deze kunnen ook binnen de literatuurwetenschap op veel interesse rekenen. De these dat het lezen van literatuur ons empathisch vermogen aanscherpt is hierdoor momenteel ook voorwerp van nogal wat empirisch onderzoek. Hoewel sommige van die onderzoeken inderdaad een verband suggereren tussen het lezen van literatuur en ons empathisch vermogen, zijn hier ook wel wat kanttekeningen bij te plaatsen. De belangrijkste kanttekening is dat lezen een zeer complex proces is en dat het moeilijk is bij empirisch onderzoek precies die aspecten van de leeservaring te isoleren die men wil onderzoeken. Bovendien is het moeilijk precies te meten wat de effecten op lange termijn zijn.

Zo bleek uit een vergelijkend onderzoek van fictie- en non-fictielezers dat sommige sociale vaardigheden beter ontwikkeld zijn bij mensen die voornamelijk fictie lezen. Hiermee is echter niet bewezen dat die beter ontwikkelde sociale vaardigheden het gevolg zijn van het lezen van fictie. Het zou net zo goed kunnen dat mensen die reeds over beter ontwikkelde sociale vaardigheden beschikken, zich van nature eerder aangetrokken voelen tot fictie, en dat dit het verschil verklaart. Hoewel onderzoekers dus vaak interessante verbanden tussen het lezen van literatuur en ons inlevingsvermogen blootleggen, blijven er toch veel vragen, die je waarschijnlijk nooit geheel zult kunnen beantwoorden.

Naast inlevingsvermogen, of knowing what it is like to, hebben filosofen nog andere voorstellen gedaan inzake het soort kennis dat literatuur biedt. Volgens filosofe Catherine Wilson kun je via het lezen van literatuur je conceptuele kennis verrijken. Romans confronteren je volgens haar met nieuwe invullingen van concepten als liefde, vriendschap en rechtvaardigheid. Ze stimuleren je vermogen om alternatieven te zien. We leren volgens Wilson iets van een boek wanneer het ons idee verandert van wat we als een ‘redelijke handeling’ zien.

Zo kunnen de meeste mensen zich waarschijnlijk moeilijk voorstellen dat een liefhebbende moeder in staat is haar eigen kinderen te vermoorden. Een roman als Beminde van Toni Morisson, waarin een gevluchte zwarte slavin uit wanhoop haar dochter vermoordt om haar voor de slavernij te behoeden, toont de lezer echter een situatie waarin je een dergelijke gruwelijke handeling wél als redelijk kunt beschouwen. Op die manier kan lezen tot gevolg hebben dat je anders gaat denken over moederliefde.

Meer lezen? Bestel nu